e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeef zeef: zēēf (Beesel) zeef [SGV (1914)] III-2-1
zeemlap zeemslap: zeemslap (Beesel) zeem (leder) [SGV (1914)] III-2-1
zeep zeep: ze duit de vaat nag al mit greun zijp (Beesel) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeepkruid waskruid: WLD  waskrüt (Beesel) Zeepkruid (saponaria officinalis 40 tot 80 cm hoog. De plant heeft een kruipende wortelstok en vele ondergrondse uitlopers; de stengels groeien iets rechtop en zijn iets ruw; de bladeren zijn elliptisch of langwerpig en groeien kruisgewijs, ze zijn gaaf [N 92 (1982)] III-4-3
zeepsop sop: sop (Beesel), zeepluter: zeipluëter (Beesel) sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] III-2-1
zeer warm weer heet (weer): heit (Beesel), hits: hèts (Beesel), hêts (Beesel) hitte [SGV (1914)] || sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegen aan het eind van de mis laatste zegen: letste zege (Beesel) De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)] III-3-3
zegen met het allerheiligste allerheiligste zegen: allerheiligste zege (Beesel) De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
zeggen zeggen: zèk e (Beesel) zeggen [SGV (1914)] III-3-1
zeil minderen aftrekken: aftrekken (Beesel), korten: kǫrtǝ (Beesel) Bij oplopende wind de zeilen geheel of gedeeltelijk oprollen om de windvang te verminderen. In l 288b, l 318a en l 320a wordt de term aftrekken gebruikt voor het geheel oprollen van de zeilen, terwijl de benamingen korten (l 245, l 246, l 288, l 318a, l 320a) en inkorten voor het gedeeltelijk minderen van de zeilen gebruikelijk zijn. [N O, 7d; Sche 36; A 42A, 74; N O, 7g] II-3