17826 |
zetten |
zetten:
zètte (L426p Buchten)
|
zetten [SGV (1914)]
III-1-2
|
34311 |
zeug met biggen |
zoog:
zōx (L426p Buchten)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
33397 |
zeugekooi |
zogebak:
zōgǝbak (L426p Buchten)
|
De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d]
I-6
|
19718 |
zeven |
zeven:
zeeve (L426p Buchten)
|
zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
zeven:
zēvǝ (L426p Buchten)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
zeivere (L426p Buchten)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
27708 |
zeverij |
zeverij:
zēvǝri (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Plaats waar de kolen gezeefd worden. [N 95, 14; monogr.]
II-5
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemeuje (L426p Buchten)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
os spooje (L426p Buchten)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
inbeelje, zich (L426p Buchten)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|