18198 |
zitvlak van een broek |
boksenbodem:
bóksebaom (L426p Buchten)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33721 |
zoden afsteken |
afsteken:
afštē̜kǝ (L426p Buchten)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (L426p Buchten)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zeuthout (L426p Buchten)
|
zoethout [SGV (1914)]
III-2-3
|
19719 |
zolder |
zolder:
zøͅldər (L426p Buchten)
|
zolder [SGV (1914)]
III-2-1
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
hooilok:
[hooi]lō̜k (L426p Buchten)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
onder de pannen:
oͅŋər də panə (L426p Buchten),
zolderkamer:
zøͅldərkāmər (L426p Buchten)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̜jmǝ (L426p Buchten)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zomerkleijer (L426p Buchten)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagskleren:
sunjeskleijer (L426p Buchten)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|