20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gəpénsjonîet (P186p Gelinden)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsduur:
prɛ̄ǝ.sdȳr (P186p Gelinden)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
gəromtə (P186p Gelinden)
|
een geraamte [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
e geriefelɛk hoowes (P186p Gelinden)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
32979 |
gerst |
gerst:
gā.s (P186p Gelinden)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛ.rǝx (P186p Gelinden),
bɛrx (P186p Gelinden)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gāisp (P186p Gelinden)
|
gesp [ZND 01u (1924)]
III-1-3
|
19743 |
gevel |
faèade:
fəsāt (P186p Gelinden)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gəzīx (P186p Gelinden)
|
viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
snuit:
laŋ snoet (P186p Gelinden)
|
Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|