20692 |
gehakt |
gekapt vlees:
gekap vleis (P186p Gelinden)
|
gehakt vlees [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehijəməltə (P186p Gelinden)
|
het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
27539 |
geit |
geit:
gē.t (P186p Gelinden)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
17580 |
gekruld haar |
gekruld haar:
gekrolt hoewar (P186p Gelinden)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
cijns:
ps. omgespeld volgens IPA.
seͅi̯əns (P186p Gelinden),
geld:
geͅlt (P186p Gelinden),
ich ben me gelt kweejet (P186p Gelinden),
ps. omgespeld volgens IPA.
gɛəld (P186p Gelinden),
poen:
ps. omgespeld volgens IPA.
puwən (P186p Gelinden)
|
geld [ZND 14 (1926)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gelék (P186p Gelinden)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
23207 |
geloven |
geloven:
geluive (P186p Gelinden)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
alle geluk hebben:
ə het alle gələk (P186p Gelinden)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18958 |
gemene vrouw |
kwaad wijf:
daz e kuet wēf (P186p Gelinden),
venijn:
t es e vernēn (P186p Gelinden)
|
Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
winning:
weneŋ (P186p Gelinden)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|