e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwavelbloem solferbloem: sǫ.lǝfǝrblum (Hamont) Lichtgeel poeder van fijne zwavel. Zwavelbloem smelt men op zacht vuur. In de vloeibare zwavel steekt men een kaart. Men trekt die eruit en laat de zwavel verharden. Men steekt de kaart met zwavel op een stuk hout en steekt dit stuk in brand onder de korf. Door de zwavelreuk worden de bijen gedood (Lhoest, pag. 68). [N 63, 77d; JG 1a+1b] II-6
zwavelkaart solferkaart: sǫ.lfǝrkāǝrt (Hamont) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zwavelstok stekje: stɛkskə (Hamont) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zwavelx zwalf: zwoͅləw (Hamont) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweep karwats: kǝrwats (Hamont), smak: smak (Hamont), zweep: zwiǝp (Hamont) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweer zweren: zwē̜rǝn (Hamont) [N 8, 90b en 90t] I-9
zweet zweet: t swiət (Hamont), t swīət (Hamont), zwiət (Hamont), zwīət (Hamont) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwellen zwellen: zwaellen (Hamont), zwälən (Hamont) zwellen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
zwemmen zwemmen: z(w)eemen (Hamont), zwemə (Hamont), zwimmen (Hamont) zwemmen [GTRP (1980-1995)] || Zwemmen. [Willems (1885)] III-3-2
zwenghout, spoorstok eghaam: ęg(h)ām (Hamont) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2