e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L378p plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de stuipen hebben de stuipen hebben: stūūpö höbbö (Stevensweert) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] III-1-2
de tafel dekken dekken: deikö (Stevensweert) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de vier zijden van een bikkelbeentje buik: wanneer het beentje met de bolle kant naar boven lag  buuke (Stevensweert), kuil: wanneer het beentje met het gaatje naar boven lag  kuule (Stevensweert) Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)] III-3-2
de was blauwen (de) was blauwen: de was blaŭwe (Stevensweert) blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
de was bleken bleken: bleike (Stevensweert) het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was spoelen spoelen: speule (Stevensweert) spoelen [SGV (1914)] III-2-1
deeg deeg: deig (Stevensweert) deeg [SGV (1914)] III-2-3
deeg kneden kneden: knējǝ (Stevensweert), knē̜jǝ (Stevensweert) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
degelijk grondig: grŭnjig (Stevensweert) grondig [SGV (1914)] III-1-4
dekken dekken: WLD Franse "fais  déékkö (Stevensweert) Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] III-4-2