e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L378p plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeder broeder: broor (Stevensweert) broeder [SGV (1914)] III-3-3
broederschap broederschap: broedersjap (Stevensweert) broederschap [SGV (1914)] III-3-3
broeds broeds: brø̄i̯s (Stevensweert) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broeibak broeibak: breujbak (Stevensweert) [SGV (1914)] I-7
broek met split roetsjboks: rötsjboks (Stevensweert) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek, veren aan de poten donsveren: doansvéérö (Stevensweert) veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)] III-4-1
broek: algemeen boks: boks (Stevensweert), (klank neigt naar de oe).  boks (Stevensweert), bij kleine jongens nog wel een klepboks of boks met ei liefke  boks (Stevensweert) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekland, moeras moeras: məras (Stevensweert), zomp: ps. niet omgespeld. Opm. v.d. invuller: o is lang.  zōmp (Stevensweert) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp bokspijp: bokspiepe (Stevensweert) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenband: bokseband (Stevensweert) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3