e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zure haring rolmops: ròlmóps (Nieuwenhagen), zure haring: zōēre hīēring (Nieuwenhagen) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuur: t zoer (Nieuwenhagen), zuurbranden, het -: t zōērbrenne haan (Nieuwenhagen), zóérbrenne (Nieuwenhagen) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuster begijn: bəgieng (Nieuwenhagen), ing begieng (Nieuwenhagen), non: nón (Nieuwenhagen), zuster: zeuster (Nieuwenhagen), zŭster (Nieuwenhagen) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2, III-3-3
zusters penitenten grauwe begijnen: graw bəgienə (Nieuwenhagen), grijze begijnen: ing grīēs begieng (Nieuwenhagen) De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)] III-3-3
zuur oprispen het zuurbranden hebben: t zōērbrenne haan (Nieuwenhagen) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuurdeeg zuurdesem: zurdēsǝm (Nieuwenhagen) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdesem zuurdesem: zoerdeesem (Nieuwenhagen) Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkool kappes: kappes (Nieuwenhagen) Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkoolstamppot kappes ondereen: kappes ongerree (Nieuwenhagen) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zwaaien wenken: winkə (Nieuwenhagen) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2