e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwaaien met het wierookvat het wierooksvat zwengelen: t wierooksvāāt sjwūngele (Nieuwenhagen), het wierooksvat zwingen: t wierooksvāāt sjweenge (Nieuwenhagen), het wierookvat zwengelen: t wierookvāāt sjwūngele (Nieuwenhagen), het wierookvat zwenken: ??  t wierookvāāt sjweenge (Nieuwenhagen), met het wierooksvat zwengelen: mit t wierooksvaat sjwungele (Nieuwenhagen) (met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)] III-3-3
zwaaihaak dobbele winkelhaak: dubǝlǝ weŋkǝlhǭǝk (Nieuwenhagen), zwenkhaak: žwęŋkhǭǝk (Nieuwenhagen  [(mv žwęŋkhø̜̄k -- enkel en dubbel)]  ) Winkelhaak waarvan de benen beweegbaar zijn. De zwaaihaak bestaat doorgaans uit een huis en een veer die scharnierend met elkaar verbonden zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. Men onderscheidt de enkele en de dubbele zwaaihaak. De eerste is L-vormig, de tweede heeft de vorm van een T. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten en af te tekenen. Zie ook het lemma "zwaaihaak" in Wld II.9, pag. 11-12 en afb. 78. [N 33, 318b; N 64, 79a] II-11
zwachtel zwachtel: zjwàgtəl (Nieuwenhagen) Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)] III-1-2
zwager zwager: drie lettergrepen"; neen  sjwoëger (Nieuwenhagen) zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwak, ongezond week: wēēk (Nieuwenhagen), zwak: sjwāāk (Nieuwenhagen) Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
zwak, slap zwak: sjwāāk (Nieuwenhagen), šwaak (Nieuwenhagen), šwāk (Nieuwenhagen) zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] III-1-1
zwaluwstaart zwarbelstaart: sjwōrbəlsjtāts (Nieuwenhagen) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1
zwaluwstaartverbinding zwaluwstaart: šwālywštart (Nieuwenhagen) In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.] II-12
zware hamer zware hamer: šwoarǝ hāmǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.] II-5
zwart pak zwart pak: schwat pak (Nieuwenhagen) pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)] III-1-3