e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L164p plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit zand, stooizand wit zand: witzand (Gennep) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witbrood weg: weͅx (Gennep) witbrood III-2-3
witte aalbes witte beren: witte bèèr (Gennep), witte kraaltjesberen: mv: -en  witte krellekesbéren (Gennep) [DC 13 (1945)]aalbes I-7
witte dovenetel witte brandnetel: witte brandnetel (Gennep), -  witte brandnetel (Gennep) Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] || witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
witte kaas, wrongel hangop: hangop (Gennep), ó door kort  hàngóp (Gennep), hotselkaas: hoͅtsəlkēͅs (Gennep) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || kwark III-2-3
witte kool kappes: kappes (Gennep, ... ), kappesmoes: kappesmoe.s (Gennep), muik: mojjek (Gennep), wit moes: witmoe.s (Gennep), witte kappes: witte kappes (Gennep), wittekappes (Gennep) [N Q (1966)]voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen || witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart bouwmannetje: vgl fries "boumantsje"; bouwman is de boer; vgl ook BtS 174  bowménneke (Gennep), koemus: koemus (Gennep), kwikstaart: kwikstart (Gennep), kwikstaartje: kwikstertje (Gennep), ploegdrijver: ploegdrie.ver (Gennep), ploegdriever (Gennep), ploegdrijvertje: ploegdrieverke (Gennep, ... ), ploegloper: ploegleuper (Gennep) kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
wittebrood mik: mek (Gennep), weg: weͅk (Gennep), wèk (Gennep), Syst. Eijkman  weͅk (Gennep), wittebrood: wittebroot (Gennep) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede giftig: giftig (Gennep) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woeker uitzuigerij: ŭŭtzūūgeri-j (Gennep), woeker: woekər (Gennep) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1