e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilg (alg.) wilg: willug (Oirlo) wilg [N 38 (1971)] III-4-3
wilgenkatje katje: ketjes (Oirlo), miesje: mieske (Oirlo), rattenstaart: rattestárt (Oirlo) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || katje ve in bloei staande notenboom || wilgenkatje III-4-3
wilgenteen teen: tieën (Oirlo), wis: wisse (Oirlo) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
willen willen: willen (Oirlo) willen [SGV (1914)] III-1-4
wimpel vaan: vaan (Oirlo), wimpel: wimpel (Oirlo) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wind windje: wiendje (Oirlo) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) waai: waej (Oirlo), wind: wiend (Oirlo), (verkleinwoord: wiendje; meervoud: wiende).  wiend (Oirlo) wind [SGV (1914)] III-4-4
windborden stormplanken: stormplanken (Oirlo) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winderig weer het stormt: ’t störmt (Oirlo), het waait flink: (hard).  ⁄t wejt fleenk (Oirlo), winderig (weer): wiendereg (Oirlo), wienderig (Oirlo) koud, nat en winderig || winderig [SGV (1914)] || winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windhoos kleine windhoos: en klène wīēndhōēs (Oirlo), windschoer: (dit is een synoniem voor wiendwörvel - zie ook blz. 679).  wiendschoēr (Oirlo), windwervel: (dit is een synoniem voor wiendscho‰r).  wiendwörvel (Oirlo) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] || windhoos III-4-4