e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witten kalken: kãlkǝ (Oirlo) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede gift: gif (Oirlo), kwaad: kwaod (Oirlo), razend: raozend (Oirlo) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || razend, woedend III-1-4
woeker woekerij: woekerij (Oirlo) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woensdagx goensdag: goensdag (Oirlo), Goensdag (Oirlo), woensdag: woensdag (Oirlo) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen lomp doen: lômp dôên (Oirlo) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
woest, wild rijden jagen: jage (Oirlo) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wollegras wollegras: wollegras (Oirlo) Wollegras (eriophorum 20 tot 60 cm grote plant. De plant is dicht zodevormig, naar de top driekantig; aartjes 3-5; de vruchten hebben een lange, witte, wollige pluis. Bloeitijd in april en mei. Algemeen (veenvlok, pluisje, lok, vlok). [N 92 (1982)] III-4-3
wonde wonde: wônd (Oirlo) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonder wonder: wonder (Oirlo) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonderdoener wonderdoener: wônderdoener (Oirlo) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3