25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
langzam (L192p Bergen)
|
langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
34106 |
lebmaag |
pens:
pē̜ns (L192p Bergen)
|
De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d]
I-11
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
leeftijd:
ge lopt nog flink vor iemand van owe
leeftied (L192p Bergen)
|
U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
laeg (L192p Bergen)
|
leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33883 |
leewater |
leewater:
lęi̯wātǝr (L192p Bergen)
|
Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.]
I-9
|
29060 |
legger |
stalknie:
stalknie (L192p Bergen)
|
Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.]
I-9
|
22649 |
lemen knikker |
pannenbakker:
pannebäkker (L192p Bergen)
|
Kleiner Murmel.
III-3-2
|
17558 |
lenig |
rap:
rap (L192p Bergen)
|
Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
leente (L192p Bergen)
|
lente [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
19553 |
lepel |
lepel:
lēͅpəl (L192p Bergen)
|
lepel [DC 35 (1963)]
III-2-1
|