e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vormsel firmung (du.): fiermoeng (Waubach), firmong (Waubach), vormsel: vormsel (Waubach) Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)] III-3-3
vorst, het vriezen vreer: vreere (Waubach) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vorstpan nokpan: nǫkpan (Waubach) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos foks: foeks (Waubach), vos: vòs (Waubach), vôs (Waubach) vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)] III-4-2
vos, vospaard voes: vus (Waubach) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
votiefmis dienst: deens (Waubach), stichting: sjtichting (Waubach) Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)] III-3-3
vrachtwagen vrachtwagen: vrachwaan (Waubach) een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)] III-3-1
vredewis vrijmei: vrīmęi̯ (Waubach) Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.] I-8
vreemde (man) buitenlander: boeteländer (Waubach), vreemde, een ~: vreeëme (Waubach) Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)] III-3-1
vregelpaal koning: kȳneŋ (Waubach) In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.] I-3