e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwenonderhemd? hemd: haeme (Waubach), onderhemd: òngerhöhme (Waubach), vrouwluishemd: vrouwluushöme (Waubach) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwziek loops: leupsj (Waubach), vrouwluigek: vrouwleusgek (Waubach) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vruchtbare grond goede grond: gǫwǝ grǫŋk (Waubach) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8
vruchtgebruik leeftocht: leeftoch (Waubach) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] III-3-1
vuil waterx brak water: brak water (Waubach), vies water: vieës water (Waubach), viës water (Waubach) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: vōēs (Waubach) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuistslag op de rug slag: sjlaag (Waubach) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2
vuldoek blaasdoek: blōǝsdōk (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), keerdoek: kiǝrdōk (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]) Jute weefsel dat wordt gebruikt voor het tegenhouden van de opvulling. Volgens een invuller uit Q 121 was het "blaaslijnen" een doek dat op de Domaniale mijn in de lengte van de pijler verticaal werd opgehangen als begrenzing voor de stenen. De "afslag" die men op de vier Oranje-Nassaumijnen kende, was volgens de respondent uit Q 113 verstevigd met dunne houtstijlen. [N 95, 565; N 95, 563; monogr.] II-5
vulschop spuitkop: špø̜jtkǫp (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]) Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.] II-5
vultrechter vulmond: vølmoŋk (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]) De vultrechter, onderdeel van de blaasmachine, waarin het opvulmateriaal gestort wordt. [N 95, 558] II-5