e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

Gevonden: 3668

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Buchten) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterschijf stootplaat: štōǝtplāt (Buchten) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achterste achtelste: ächelste (Buchten) achterste [SGV (1914)] III-1-1
achterste keerstrook achterste voordel: ɛxǝlstǝ [voordel] (Buchten) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achteruit achteruit: achteroet (Buchten) Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] III-2-1
achterwand achterstopsel: (mv)  axtǝrštø̜psǝlǝ (Buchten), stop: stǫp (Buchten), stopsel: stø̜psǝl (Buchten), (mv)  štø̜psǝlǝ (Buchten) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk kont: kônt (Buchten), vot: vot (Buchten) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
adem adem: oam (Buchten) adem [SGV (1914)] III-1-1
ademen ademen: aojemt (Buchten), oajeme (Buchten) ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
ader ader: aor (Buchten), oar (Buchten), oare (Buchten) ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1