e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte narcis paasbloem: WBD/WLD  pòəsjblóm (Heerlen), witte paasbloem: WBD/WLD  witte pòəsjblóm (Heerlen) Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)] III-4-3
witte vlekken duivelsvlekken: dȳvǝlsvlɛkǝ (Heerlen), wilde haar (vr.): (mv)  wel hǭrǝ (Heerlen) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
witte vloed wit vuil: wet vūl (Heerlen), witte vloed: wetǝ vlos (Heerlen) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11
witte waterlelie waterlelie: -  watərlelie (Heerlen), witte waterlelie: -  witte waterlelie (Heerlen) witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)] III-4-3
witte, buitenlandse bloem patentbloem: patɛntblom (Heerlen) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood weg: wegke (Heerlen), wek (Heerlen, ... ), (Wittebrood).  wek (Heerlen), Eigen syst. Wittebrood  wek (Heerlen), Verklw. weksjke  wek (Heerlen, ... ) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || mik || mik (brood) [SGV (1914)] || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
wittebroodsweken wegweken: wekweejke (Heerlen) wittebroodsweken III-2-2
witten kalken: kalkǝ (Heerlen), witten: wetǝ (Heerlen) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede gift: gif (Heerlen), grel: grèèl (Heerlen), woestigheid: wustigheed (Heerlen), wut (du.): wōēt (Heerlen) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || woede III-1-4
woeker afzetterij: ààfzèttəréj (Heerlen), woekerwinst: wŏĕkkərwins (Heerlen) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1