e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woonkamer, huiskamer huiskamer: hūskāmər (Heerlen) huiskamer III-2-1
woonwagen woonwagen: woeënwaan (Heerlen), wôênwáágə (Heerlen) Caravan. || De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: woad (Heerlen), woət (Heerlen) woord [RND], [SGV (1914)] III-3-1
worm- en horzelgat fehler: fejǝlǝr (Heerlen), steek: šti-jǝk (Heerlen) Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7] II-10
wormstekig de worm in: der worm i (Heerlen), wormsteek: WBD/WLD  wórmsjtîêk (Heerlen, ... ), wormstekig: wormsjteekig (Heerlen), WBD/WLD  wórmsjtîêkich (Heerlen, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] || wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3
worst lont: bargoens  loͅnt (Heerlen), slangen: bargoens  slaŋə (Heerlen), worst: Verklw. wuësjke  woeësj (Heerlen) worst III-2-3
worst maken worst(en) maken: wuǝš mākǝ (Heerlen) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstelen worstelen: wy(3)̄əsjtələ (Heerlen), zich pakken (met iemand): zich pakke mit ieme (Heerlen) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] III-3-2
worstenbroodje saucijzenbroodje: sesiezebruëdje (Heerlen), sezejze breudje (Heerlen), worstenbroodje: woeschtebruëdje (Heerlen), Eigen syst.  wōēsjtebrüüdje (Heerlen) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3
worstvlees en -vet kleinmaken hakken: hakǝ (Heerlen) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1