e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wortel wortel: wǫtǝl (Heerlen) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: wòttel (Heerlen), mv.; verkl.w.: wòttele; wuttelke  wòttel (Heerlen), WBD/WLD  wóttəl (Heerlen) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)] III-4-3
wortelenvlaai moerenvla: Eigen syst.  mōērevla (Heerlen) Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)] III-2-3
worteltje moortjes: muurkes (Heerlen), moren: moere (Heerlen) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7
wrang stroef: stroef (Heerlen), wrang: vraŋ (Heerlen), wrang (Heerlen) stroef; welk woord gebruikt men voor stroef (zoor, week, wrang, stroef, rins) [DC 28 (1956)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr] I-11, III-2-3
wrat wrattel: vrattel (Heerlen) wrat [SGV (1914)] III-1-2
wreef wregel: vreel (Heerlen), vregel (Heerlen, ... ), wregel (Heerlen) wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
wrevelig (zijn) gauw getreden: gòw-gətròənə (Heerlen), kruttelig: kruttelig (Heerlen), lastig: lestig (Heerlen), tegendraads: teëgedroads (Heerlen) gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] || wrevelig || wrevelig, korzel, gemelijk III-1-4
wrijfsteen wrijfsteen: vrīfštē (Heerlen) Matglazen of marmeren plaat waarop met behulp van een glazen of stenen loper kleine hoeveelheden verf worden aangemaakt. De verf wordt daartoe in kleine hoeveelheden, tot een dikke, rulle pasta aangemengd, op de steen gebracht en zo lang gewreven tot een volkomen homogene massa verkregen is. [N 67, 26d] II-9
wrijven wrijven: vrīēvə (Heerlen) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2