e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 2

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
baar aarden pot:   bār (Berg, ... ), afdak:   bâr (Gelinden, ... ), afwasteil, afwasbak:   baar (Geistingen), arm:   bār (Jeuk), baarspel:   baar (Sint-Truiden), baarspelen: Haust (D.L.): djouwer as -. Het spel en daarmee de term is wschl. door de Wa. jongens, die in Kanne op school kwamen, binnengevoerd.  ba:r (Kanne), bak om boter in te kneden:   bār (Boorsem, ... ), bārǝ (Ophoven), bāǝr (Neerharen), bōr (Vlijtingen), bǭr (Gellik, ... ), bierstelling:   bār (Schinnen), (mv.)  bø̜rǝ (Sittard), billijk: als in Herten-bij-Roermond Wb., det is baar geldj (dat is baar geld)?  bāār (Reuver), dorsbed, laag schoven op de dorsvloer:   baar (Beverst), bǭr (Zichen-Zussen-Bolder), golf:   baar (Born, ... ), baren (Susteren), bààr (Loksbergen), grenslijn in het baarspel:   baar (Zolder), B.v. baarspelen, baar halen.  bā:r (Meeswijk), Sub bare.  baar (Bree), WNT II1, kol. 820-821: baar, sluitboom.  bār (Niel-bij-St.-Truiden), haamspanen:   bār (Sint-Truiden), helemaal, geheel en al:   baar (Grathem), hoefstaafijzer:   bār (Eigenbilzen), honingvat:   bār (Peij), inmaakpot: voor zoermoos  baar (Schimmert), karnvat:   bār (Geleen, ... ), kastroede:   bār (Bilzen, ... ), kletswijf: [verband met baren binden?, rk]  baar (Herten (bij Roermond)), kom:   baar (Echt/Gebroek), bōͅr (Blitterswijck, ... ), b‧ār (Meeswijk), De mèllek stónt ope en bloet in de baore op taofel  baor (Maastricht), kruik:   baar (Heerlen, ... ), kwaadspreekster:   baar (Herten (bij Roermond)), ligger:   bār (Jeuk), lijkbaar:   ba_o_r (Venlo), baar (Baarlo, ... ), baoeͅr (Echt/Gebroek), baor (Echt/Gebroek, ... ), baór (Echt/Gebroek), bār (Meijel), boeͅoeͅwr (Niel-bij-St.-Truiden), bóówr (Niel-bij-St.-Truiden), de baar (Eys, ... ), de baor (Klimmen), de bāār (Schimmert), də baor (Montzen), äö = oo  bäör (Venlo), lijkboog:   baor (Stokkem), boër (Hoensbroek), lijn waar het spel begint: [sic]  də bār (Sint-Truiden), maaibalk:   bār (Genk), melkafromer:   bār (Urmond), pekelkuip:   bǭr (Maastricht), roompot:   bār (Buchten, ... ), bǭrǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), roomschotel:   bār (Berg, ... ), bārǝ (Thorn), bǫr (Rosmeer), bǭr (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), bǭrǝ (Eigenbilzen, ... ), bǭrǝn (Hoelbeek), schop, afdak voor landbouwgereedschappen:   bār (Kortijs, ... ), schotel:   baar (Sittard, ... ), baer (Buchten, ... ), bār (Tungelroy), bōͅr (Val-Meer), (vr.); met kleine tuit eraan het woord teil kent men hier niet; wel het bovengenoemde woord met dezelfde betekenis  bø&#x0304r (Stokkem), aarden schotel, hierin werd melk zuur, de room kwam boven, en werd in de roompot geslotentot boter, en botermelk. Van de botermelk werd witte kaas gemaakt. De overblijvende wei diende bij de boeren tot pap  baar (Obbicht), bv. voor melk  baar (Limbricht), de bare mit mèlk sjtinge in de keuke  baa:r (Roermond), geen teil  baar (Geulle), grote aarden schotel  baar (Grathem), platte aarde of houten schotel, om melk te bewaren, die na een dag werd afgeroomd.  baar (Neeritter), zij werd gebruikt voor het afromen van melk  baar (Sittard), stenen pot:   baar (Geleen), stenen pot, keulse pot:   baar (Amstenrade, ... ), baarə (Ophoven), bar (Lontzen), bāār (Schimmert), bār (Bleijerheide, ... ), aarde Keulse of andere pot putsbaar voor drinkwater immaaksbaar voor zuurkool e.d. drieschilderbaar: de grootste hadden 3 schilden (merken)  baar (Bleijerheide), algemeen  baar (Puth), bijv. botterbaar  baar (Brunssum), botterbaar, zeembaar  baare (Mechelen), bótterbaar= boterpot, kómpesbaar=zuurkoolpot, boeënebaar = bonenpot  baar (Spekholzerheide), groot  baar (Mechelen), grosser irdener Topf zum Aufbewahren der eingesalzenen Butter, des Sauerkrautes der Schneidbohnen  bār (Eupen), keulse pot  baar (Heerlen), om boter te karnen  baar (Guttecoven), voor boter  baren (Schimmert), voor de melk voor zuurkool  bör (Sint Pieter), voor eieren, boter en kool  baar (Waubach), voor het bewaren van grotere hoeveelheden bijvoornbeeld: put-baar (voor drinkwater); botterbaar (voor boter); eierbaar (voor eieren); zoermoosbaar (voor zuurkool); zawt-baerke (zoutpotje) De baar is van merktekens voorzien nl.met 1 of 2 of 3, naargelang het aantal merktekens worden ze \"ein-,twieë of drie-sjildsbaar\"genoemd. verder kennen we nog : der mosterdpot, toebakspot, vètpot, beerpot, zawfpot.  baar (Klimmen), voor inmaken boter, bonen , zuurkool, eieren waterbaar  baar (Heerlen), stroopvat:   bār (Banholt, ... ), (mv.)  bārǝ (Nuth, ... ), traproede:   báár (Gruitrode, ... ), vrouwelijk geslachtsdeel: Schertsend.  de baer (Baarlo) I-10, I-11, I-3, I-4, I-6, II-1, II-11, II-12, II-2, II-6, II-7, II-8, III-1-1, III-1-4, III-2-1, III-2-2, III-3-1, III-3-2, III-3-3, III-4-4