e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus huiskets: hoêskets (Altweert), mus: ook verzamelnaam voor klein gevogelte  mös (Altweert) huismus || mus III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleeg (Altweert) vlieg III-4-2
huiszwaluw steenzwalf: ook: gierzwaluw  steînzwâllef (Altweert) huiszwaluw III-4-1
hulst hulst: höls (Altweert) hulst III-4-3
iemand prijzen bestuiten: bestoête (Altweert), bestuûte (Altweert), opsteken: eeme opstaeke (Altweert), stuiten: stuûte (Altweert) iemand ophemelen || loven, prijzen || prijzen, lofspreken van III-1-4
iets goedmoeds doen goedig: geûjig (Altweert) goed, goedig III-1-4
ijs (alg.) ijs: (verkleinwoord: iêske).  ī.s (Altweert) ijs III-4-4
ijsje ijskoud, een -: Verklw. eiskoutje De meister traktieërdje de hieël klas op ¯n eiskoutje  eiskout (Altweert) ijs III-2-3
ijsschots ijsschol: (meervoud: iêsscholle; verkleinwoord: iêsschölke).  iêsschol (Altweert) ijsschots, ijsschol III-4-4
ijver ijver: iêver (Altweert), qui-vive (fr.): kevie (Altweert) ijver || ijver, werklust III-1-4