e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sigarenpijpje roortje: Uitsluitend verklw.  reurke (Altweert) buisje van tabakspijp, sigarenpijpje III-2-3
sigaret sigaret: Verklw. segrétje  segrét (Altweert) sigaret III-2-3
sjalot sjalot: sjelot (Altweert) sjalot I-7
sla, algemeen salade: slaaj (Altweert) sla I-7
slagijzer klopijzer: klǫp˱ī.zǝr (Altweert) Het stuk ijzer waarmee de mandenmaker het vlechtwerk dichter opelkaar slaat. Zie ook afb. 277. In Stokkem (L 423) werd dit werk met de zijkant van de hand gedaan; in Diepenbeek (Q 71) beschermde men de hand daartoe met een stuk leer. [N 40, 56; monogr.] II-12
slak kelderslak: kêlderslek (Altweert), slak: slek (Altweert) kelderslak || slak III-4-2
slang slang: slang (Altweert) slang III-4-2
slappe koffie foezel: foezel (Altweert), klaterjanus: klaaterjaanes (Altweert), schotelswater: schootelswaater (Altweert), schotelwater: schoeëtelwaater (Altweert), schootelwaater (Altweert) slappe koffie || slechte koffie III-2-3
slecht mens, slechte kerel filou (fr.): fieloe (Altweert), schoft: schóft (Altweert), schurk: schörrek (Altweert) schoft, schurk || schurk III-1-4
slechte drank bocht: Det lös ich neet mieër, det és bócht  bócht (Altweert) slechte waar of drank III-2-3