e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jonge vrouw jonge vrouw: jong vrouw (Amby) jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)] III-2-2
jongen bak: mar.: vgl. samenstellingen als bullebak en stekelbak  bak (Amby), grote lummel: gróótə lŭŭmməl (Amby), jong: jong (Amby, ... ) grote (opgeschoten) jongen [ZND 11 (1925)] || jongen [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] || jongen (knaap) [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] III-2-2
jongen met wie een meisje verkering heeft liefste: leeste (Amby, ... ), leestə (Amby), vrijer: vrijer (Amby) de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jongen met wie men verloofd is aanstaande: aanstaonde (Amby), aanstaondə (Amby), liefste: leeste (Amby), verloofde: verloofdə (Amby), (betere kringen).  verloofde (Amby) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)] III-2-2
jongste kind benjamin: benjamin (Amby) Andere benaming van: wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] III-2-2
jood jood: jud (Amby, ... ), jut (Amby, ... ) jood [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || Jood. [ZND 01 (1922)] III-3-1, III-3-3
judas judas: Judas (Amby), jydas (Amby) Judas [SGV (1914)] || Judas. [ZND 01 (1922)] III-3-3
juffrouw juffrouw: joeffrouw (Amby), jufvrouw (Amby), Ook: jomfer.  joeffrauw (Amby), jungfer (du.): jomfer (Amby, ... ) juffer [SGV (1914)] || juffrouw [ZND 01 (1922)] III-3-1
kaak kaak: kaak (Amby), kaake (Amby, ... ) kaak [DC 02 (1932)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaakgestel kakement: kaakemint (Amby), kakemīnt (Amby) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] || Was er vroeger een ander woord bekend? Zo ja, welk? [DC 27 (1955)] III-1-1