e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwispelstaarten kwispelen: kerwispelen (Amby), kwispele (Amby, ... ) Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] || kwispelstaarten [SGV (1914)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond laag: lāōg (Amby), loag (Amby), loax (Amby) laag (znw.) [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Amby) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: leęxtǝ (Amby), lixtǝ (Amby) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars tot of boven de knie laars: laarze (Amby), stevel: schtievele (Amby), stievele (Amby) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
laatste voer mei: (Amby) De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59] I-4
lade tafellade: tōͅfəllāi̯ (Amby) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] III-2-1
lam lam: laam (Amby), lam (Amby), lamp (Amby), lām (Amby), lammetje: lɛmkǝ (Amby), schaapje: šø̜̄pkǝ (Amby) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)] I-12, III-1-2
lammeren lammeren: lamǝrǝn (Amby) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lamoen gespan: gǝšpān (Amby) Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13