34629 |
schokken |
schokkelen:
sxǫkǝlǝ (L244c America),
stuiken:
stukǝ (L244c America)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
22371 |
schommel |
schommel:
sxŏməl (L244c America, ...
L244c America)
|
Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
sxuəl (L244c America)
|
school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schooljongen:
sxu.əljuŋə (L244c America)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
schoondochter (L244c America),
schŏndochter (L244c America)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
schonmooder (L244c America),
schŏnmōōder (L244c America)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
schonelders (L244c America),
schŏnelders (L244c America)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
schonvader (L244c America),
schŏnvāder (L244c America)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
schŏnzoon (L244c America),
notre - (fr.)
schoonzoon (L244c America)
|
schoonzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
zwegerse:
zwiegerse (L244c America, ...
L244c America)
|
schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|