22363 |
knikker |
huif:
hi-jf (L417p As, ...
L417p As),
hief (L417p As),
, /
hieven (L417p As),
maai:
maai (L417p As),
schiethuif:
schiethief (L417p As)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] || knikkers [SND (2006)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
bots:
Geh. Asch. Uitsp. boets. (t Daghet in den Oosten XV, 1)
bûits (L417p As),
botsje:
bówtske (L417p As),
kuiltje:
kielke (L417p As)
|
het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 112 (2006)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] || Kuiltje in den grond dienende om met huiven of knikkers te spelen.
III-3-2
|
22471 |
knikkers laten rollen |
trullen:
trille (L417p As)
|
Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22570 |
knikkers laten rollen: knikkeren |
huiven:
hiejve (L417p As)
|
knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22503 |
knikkers laten stuiteren |
ketsen:
ketse (L417p As)
|
knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oogje knippen:
n èjgske knippe (L417p As),
een oogje pinken:
n èjgske pinke (L417p As),
een oogje pitsen:
n èjgske pitse (L417p As),
knipogen:
knipougen (L417p As)
|
knipogen [ZND 01 (1922)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28942 |
knippatroon |
patroon:
pǝtrūn (L417p As)
|
Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.]
II-7
|
28947 |
knippen, snijden |
uitsnijden:
owtsni-jǝ (L417p As)
|
Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW]
II-7
|
22047 |
knipvlies |
lies:
lees (L417p As),
ooglies:
àwglees (L417p As)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: knipvlies (derde ooglid dat zichtbaar wordt)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32128 |
knobbel |
bolletje:
bęlkǝ (L417p As),
knobbel:
knobǝl (L417p As)
|
Versieringsmotief voor meubels in de vorm van een knobbel. [N 56, 108]
II-12
|