20878 |
basterdsuiker |
potsuiker:
potsòkker (L417p As)
|
fijne bruine suiker
III-2-3
|
19313 |
bazige vrouw |
feeks:
feeks (L417p As),
gendarme (fr.):
Van een wat overmatig struis vrouwmens wordt wel eens gezegd: Det is ein echte zjendermekweekster
zjenderm (L417p As),
heks van een wijf:
heks van e wi-jf (L417p As),
kletsmoeder:
klètsmoojer (L417p As),
serpent:
serpènt (L417p As)
|
Brutaal en bazig manwijf || een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19730 |
bed |
bed:
beͅt (L417p As),
bɛt (L417p As),
Midden in böd ligke: het grootste voordeel aan zijn kant krijgen Ein böd(de) koots: beddekoets Eine bödpòngel: schertsend voor slaapgenoot Eme(s) van böd op struuj helpe: van de regen in de drup helpen
böd (L417p As),
kooi:
kuuj (L417p As)
|
bed [N 56 (1973)], [RND] || bed als slaapplaats
III-2-1
|
19683 |
beddek |
deksel:
onz.: voor dekens man.: van een pot
deksəl (L417p As)
|
deksel [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
19487 |
beddenbak, ressortbak |
beddenbak:
bɛdəbak (L417p As),
ressortbak:
reͅsōͅrbak (L417p As)
|
Houten gedeelte van een bed (Nederl. ledikant; Fr. bois du lit) [ZND 02 (1923)] || springbak van een bed, ressortbak [N 56 (1973)]
III-2-1
|
19392 |
beddenhemel |
hemel:
hīēmel (L417p As)
|
Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
een steek onder water zetten:
ne steek ónner wāter zètte (L417p As),
een steek zetten:
èjne ne steek zètte (L417p As),
loens zeggen:
lŏĕns zeGGE (L417p As),
schampen:
sjàmpe (L417p As)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
béédeléér (L417p As),
rondloper:
róndlòwper (L417p As),
schooier:
sjōējer (L417p As),
sloeber:
Van Dale: sloeber, 3. stakker.
slŏĕber (L417p As)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21467 |
bedelaarstehuis |
kolonie:
kòllònĭĕ (L417p As)
|
een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21894 |
bedelaarsvrouw |
bedelaar:
béédeléér (L417p As),
rondloper:
róndlòwper (L417p As),
schooier:
sjōējer (L417p As),
schooister:
sjōējster (L417p As),
sloeber:
slŏĕber (L417p As)
|
een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|