32837 |
akkersleep, weidesleep |
karreep:
karręi̯.p (L417p As),
rijzer:
ri ̞i̯.zǝr (L417p As),
sleep:
slęi̯.p (L417p As)
|
Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.]
I-2
|
27557 |
akkoord werk |
akkoordwerk:
akūrtwęrk (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Laura, Julia])
|
Werk dat betaald wordt op basis van een akkoordloon. [N 95, 910; N 95, 911]
II-5
|
22354 |
al dansend draaien |
denderen:
dendere (L417p As),
dennere (L417p As),
[cf. suggestie bij vraagstelling]
dènnere (L417p As)
|
al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren] [N 112 (2006)] || Al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22419 |
alle kegels samen |
bos:
bos (L417p As)
|
alle kegels bij elkaar [bos] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
cf. Ned
allerheiligen (L417p As)
|
Allerheiligen. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerzeele(n) (L417p As)
|
Allerzielen. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
22335 |
alles kwijt |
alles kwijt:
[informant antwoord met "ja"op de vraagstelling <alles kwijt> bij t knikkeren.
<alles kwijt> (L417p As),
de voering uit zijn zak gespeeld hebben:
de vooring oet zin maal gespeeld hebbe (L417p As),
keps:
keps (L417p As),
op de bodem zitten:
oppe boejem zitte (L417p As)
|
Alles bij het spel verloren hebben [keps, kaps, baard, dod, pret, bluts, rits, rutsel, rut, rus, molk, mol, mot]. [N 88 (1982)] || Hij is alles kwijt (bij het spel alles verliezen). [ZND 01u (1924)]
III-3-2
|
24520 |
alsem |
balsem:
WBD/WLD
balsəm (L417p As)
|
Alsem (artimisia). De gehele plant is witviltig behaard; de stengels zijn onderaan houtig; de bladeren zijn zeer diep ingesneden met draaddunne slippen; de bloemen staan in kleine, gesteelde hoofdjes aan meestal overhangende takken, de kleur van de bloeme [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
altaar (L417p As)
|
Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24297 |
alver |
aveltje:
auwelke (L417p As)
|
alvermanneke (vis)
III-4-2
|