28934 |
lengte |
lengte:
lęŋdǝ (L417p As)
|
Benaming voor een verticaal genomen maat, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als broeklengte, of voor een horizontaal genomen maat voor een verticaal deel van het kledingstuk, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als mouwlengte. [N 59, 47a, N 62, 2b]
II-7
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
lente (L417p As),
uitersgang:
de ûtersjank (L417p As),
uitkomen:
ûtkòmme (L417p As),
voorjaar:
het viêrjoar (L417p As),
voortijd:
de viêrti-jd (L417p As),
vroegjaar:
het vreegjoar (L417p As)
|
lente [ZND 30 (1939)] || voorjaar, lente
III-4-4
|
18955 |
lepe, doortrapte kerel |
fijne vos:
fi-jne vòs (L417p As),
gehaaide, een -:
eine geheidsde (L417p As),
geslepen kerel:
ein gesliëpe kèrel (L417p As),
jood:
Pas mè good op, want det is einen echte juud De uitdrukking stamt uit de tijd dat joden nog als vaak onbetrouwbare sjacheraars beschouwd en als dusdanig ook behandeld werden
juud (L417p As)
|
doortrapte kerel || een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || een geslepen kerel || sluw, geslepen persoon
III-1-4
|
21748 |
leraar |
leraar:
lĭĕraar (L417p As),
regent (<fr.):
Van Dale: regent (<Fr.), 8. (in België) niet-academisch gevormd leraar aan de lagere cyclus van een middelbare school.
rəgènt (L417p As)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
[ontrondingsgebied: leugen -> liegen]
līēge (L417p As)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
zetel:
zēͅtəl (L417p As, ...
L417p As,
L417p As),
zéétel (L417p As)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || een leuningstoel (fauteuil, zetel) [N 56 (1973)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21002 |
leverpastei |
leverpat:
lēͅ.vərpətē (L417p As)
|
fijn gehakte, gekookte, gekruide en in een vorm gegoten lever [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
lēͅ.vərwoͅrst (L417p As),
lēͅvərwoͅrst (L417p As),
lééverwòrst (L417p As),
witte worst:
witte wòrst (L417p As)
|
beuling (leverworst) [ZND 01 (1922)] || leverworst [Goossens 1a (1955)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst,leverpens) [N 80 (1980)] || leverworst; Hoe noemtU: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst,leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
poppenschreur:
pòppesjrieêr (L417p As)
|
libel, waterjuffer
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lichaam (L417p As),
lijf:
lief (L417p As)
|
lichaam [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|