e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woelen woelen: wole (As) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goansdig (As), goonsdig (As) de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
woest, wild rijden rotsen: Van Dale: I. rotsen, (gew.) 1. rossen; - rondlopen; - 2. ravotten, stoeien.  rótse (As) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (As) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wolkenbank bank: bànk (As), windstrepen: wéndstréépe (As) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wonde blessure: blètsuur (As), wonde: wó-n (As) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonen wonen: wōēne (As), wuənə(n) (As) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1, III-4-1
woonwagen woonwagen: wōēnwāge (As) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: e woërd, e wèèrdje, dat zeen sjoon woorden (As), wu.ərt (As), wūərt (As) Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND], [ZND m] III-3-1
wormstekig gemaaiesteekt: WBD/WLD zelfst. nw.: maaiesteek, wermsteek  gemaaiesteekt (As, ... ), gemaaisteekt: Duur de vèle règen en de föl zòn waas de hölft van uis appel gemaaisteekt  gemaaisteekt (As) door maden of/ook door rotting ontstoken fruit || Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3