e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
appelmoes appelenmoes: appelemoos (Baarlo, ... ), Syst. WBD  appelemoos (Baarlo), appelmoes: àppəlmôôs (Baarlo) Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] III-2-3
appelstroop appelenkruid: apǝlǝkrūt (Baarlo) Stroop, gemaakt van appelen. [N 57, 34b; N 57A, 6; N 38, 2; monogr.] II-2
appeltaart appelentaart: appeletaart (Baarlo), Syst. WBD  appelletaart (Baarlo) Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaartje appelenbol: appeleböl (Baarlo) Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
appelwijn wijn: wīn (Baarlo) Wijn, gemaakt van appelen. [N 57, 38b] II-2
aren lezen zomeren: zø̄mǝrǝ (Baarlo) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ham: hãm (Baarlo) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armenbanken armenbanken: ermebenk (Baarlo), ongepachte plaatsen: ongepegde plaats (Baarlo), vrije plaatsen: vreej plaatse (Baarlo), vreije plaatsen (Baarlo) De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
armoedig armoedig: ermeudig (Baarlo) armoedig [SGV (1914)] III-3-1
armvol armvol: enne ervel höj (Baarlo), ɛrvǝl (Baarlo) armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4