20698 |
appelmoes |
appelenmoes:
appelemoos (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
Syst. WBD
appelemoos (L295p Baarlo),
appelmoes:
àppəlmôôs (L295p Baarlo)
|
Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
25922 |
appelstroop |
appelenkruid:
apǝlǝkrūt (L295p Baarlo)
|
Stroop, gemaakt van appelen. [N 57, 34b; N 57A, 6; N 38, 2; monogr.]
II-2
|
20744 |
appeltaart |
appelentaart:
appeletaart (L295p Baarlo),
Syst. WBD
appelletaart (L295p Baarlo)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appelenbol:
appeleböl (L295p Baarlo)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21060 |
appelwijn |
wijn:
wīn (L295p Baarlo)
|
Wijn, gemaakt van appelen. [N 57, 38b]
II-2
|
33100 |
aren lezen |
zomeren:
zø̄mǝrǝ (L295p Baarlo)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ham:
hãm (L295p Baarlo)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
23355 |
armenbanken |
armenbanken:
ermebenk (L295p Baarlo),
ongepachte plaatsen:
ongepegde plaats (L295p Baarlo),
vrije plaatsen:
vreej plaatse (L295p Baarlo),
vreije plaatsen (L295p Baarlo)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21294 |
armoedig |
armoedig:
ermeudig (L295p Baarlo)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
enne ervel höj (L295p Baarlo),
ɛrvǝl (L295p Baarlo)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|