e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het kalf afdraaien afdraaien: āfdrējǝ (Beegden) Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a] I-11
het volle bedrag het volle pond: ⁄t volle pondj (Beegden) volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)] III-3-1
het vuur aansteken aansteken: vuur  aanstêke (Beegden), aanstoken: twiet  aansjtöke (Beegden) aanstoken [SGV (1914)] III-2-1
het vuur doven laten uitgaan: ⁄t veur laote oetgaon (Beegden) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
heten heten: heite (Beegden) heeten [SGV (1914)] III-2-2
heukeling opper: ǫpǝr (Beegden) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heup heup: hêûp (Beegden), hö:pe (Beegden) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || heup [SGV (1914)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hoogte: hêûgdje (Beegden) hoogte [SGV (1914)] III-4-4
hiel hak: hak (Beegden, ... ), vers: vês (Beegden), ⁄vaes (Beegden) hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hijgen gijgen: giege (Beegden) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2