e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knie knie: kniej (Beegden) knie [SGV (1914)] III-1-1
kniezen kniezen: kneeze (Beegden) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen nijpen: niepe (Beegden), pitsen: die sjoon - mich  pitse (Beegden) knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen door de knie?n zakken: door de kneen zakke (Beegden) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker kuls: köls (Beegden) knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke veur kölse (Beegden) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knikkertermen kotje: kötje (Beegden), perkjeschieten: pĕrkske sjeete (Beegden), raken: rake (Beegden), stuiven: sjtuve (Beegden) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knipogen een oogje wenken: ein uigske winke (Beegden) knipogen [SGV (1914)] III-1-1
knoeien bradselen: bradsele (Beegden), knaaien: knâje (Beegden), slabben: sjlabbe (Beegden), slabberen: sjlabbere (Beegden) morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen knoeien: knâje (Beegden), slabberen: sjlabbere (Beegden) morsen [SGV (1914)] III-4-4