e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lantaarn lucht: lucht (Beesel) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap doek: dook (Beesel, ... ), lap: (stof).  lap (Beesel) sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] III-1-3
last, moeilijkheid last: las (Beesel) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] III-1-4
laster kwaadsprekerij: kwaotsjpréékərie (Beesel), laster: laster (Beesel), lastər (Beesel) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || laster [SGV (1914)] III-1-4
lasteren kwaadspreken: kwaotsjpréékə (Beesel) iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestich (Beesel), lestig (Beesel), ongemakkelijk: ongəmékkelik (Beesel), zwaar: sjwaor (Beesel) lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen hinderen: hinjərə (Beesel), storen: sjtuu-ërə (Beesel) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
laten laten: loate (Beesel) laten [SGV (1914)] III-1-2
laten uitvliegen loslaten: loslaotə (Beesel) Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
laten uitvliegen add. uitvliegen: oeətvleegə (Beesel) Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2