id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21583 | loven en bieden | bieden: hoe zit deze zin eigenlijk in elkaar?? man deetə de waar beeje aanrəkə (Beesel) | loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1 |
24998 | luchtbel in water | bel: bel (Beesel), bobbel: boebbəl (Beesel) | de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] III-4-4 |
25217 | luchtx | lucht: log (Beesel) | lucht [SGV (1914)] III-4-4 |
19619 | lucifer | spaantje: spieenke (Beesel), zwegeltje: schwägelke (Beesel), zjwègelke (Beesel), zwêgelke (Beesel) | Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)] III-2-1 |
18918 | lui | lui: ps. de laatste e staat met potlood tussen haakjes; is dit wel goed? luije (Beesel) | lui (traag) [SGV (1914)] III-1-4 |
21346 | lui (lieden) | lui: luu (Beesel), mensen: minsən (Beesel) | lui (lieden) [SGV (1914)] || mensen [RND] III-3-1 |
26319 | luias | luias: lø̜jas (Beesel) | De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45] II-3 |
18878 | luid schreien | schreeuwen: schriëve (Beesel) | krijten [SGV (1914)] III-1-4 |
23217 | luiden | luiden: loeje (Beesel) | luiden [SGV (1914)] III-3-3 |
20478 | luier | doek: dook (Beesel), windel: winjel (Beesel) | luier [SGV (1914)] III-2-2 |