e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loven en bieden bieden: hoe zit deze zin eigenlijk in elkaar??  man deetə de waar beeje aanrəkə (Beesel) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
luchtbel in water bel: bel (Beesel), bobbel: boebbəl (Beesel) de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] III-4-4
luchtx lucht: log (Beesel) lucht [SGV (1914)] III-4-4
lucifer spaantje: spieenke (Beesel), zwegeltje: schwägelke (Beesel), zjwègelke (Beesel), zwêgelke (Beesel) Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)] III-2-1
lui lui: ps. de laatste e staat met potlood tussen haakjes; is dit wel goed?  luije (Beesel) lui (traag) [SGV (1914)] III-1-4
lui (lieden) lui: luu (Beesel), mensen: minsən (Beesel) lui (lieden) [SGV (1914)] || mensen [RND] III-3-1
luias luias: lø̜jas (Beesel) De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45] II-3
luid schreien schreeuwen: schriëve (Beesel) krijten [SGV (1914)] III-1-4
luiden luiden: loeje (Beesel) luiden [SGV (1914)] III-3-3
luier doek: dook (Beesel), windel: winjel (Beesel) luier [SGV (1914)] III-2-2