21404 |
zeggen |
zeggen:
zègge (Q106p Bemelen)
|
zeggen; ik ben bij de vrouw geweest en heb het tegen haar gezegd; ze zeide, dat ze het ook aan haar dochter zou - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
18680 |
zijden omslagdoek |
plaggetje:
plekske (Q106p Bemelen)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
27824 |
zijwand |
zijplanken:
zęi̯plaŋkǝ (Q106p Bemelen)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
bojem (Q106p Bemelen)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
sőmer kléjer (Q106p Bemelen)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
goede kleren:
gooikléjer (Q106p Bemelen)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20826 |
zout |
zout:
zawt (Q106p Bemelen)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
zjwaak (Q106p Bemelen)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
18537 |
zwart pak |
trouwpak:
trouwpak (Q106p Bemelen),
zwart pak:
zwart pak (Q106p Bemelen)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] || pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
sollefer (Q106p Bemelen)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|