20335 |
broer |
broer:
broor (Q106p Bemelen)
|
broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
22586 |
bromtol |
ijsdok:
iesdok (Q106p Bemelen)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
33864 |
bronstig, van merries |
rossig:
rø̜sex (Q106p Bemelen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broead (Q106p Bemelen)
|
brood [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17634 |
buik |
buik:
bōēk (Q106p Bemelen)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
pijn in zijn buik:
pín i mine bōēk (Q106p Bemelen)
|
ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
18523 |
buitenzak op een jas |
tas:
taes (Q106p Bemelen)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21245 |
bus |
bus:
bus (Q106p Bemelen)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
18557 |
capuchon |
kepie:
képie (Q106p Bemelen)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33476 |
cirkelvormig raam |
uilelok:
ylǝlǫk (Q106p Bemelen)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|