e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bemelen

Overzicht

Gevonden: 370

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broer broer: broor (Bemelen) broer [DC 03 (1934)] III-2-2
bromtol ijsdok: iesdok (Bemelen) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)] III-3-2
bronstig, van merries rossig: rø̜sex (Bemelen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broead (Bemelen) brood [DC 03 (1934)] III-2-3
buik buik: bōēk (Bemelen) buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1
buikpijn pijn in zijn buik: pín i mine bōēk (Bemelen) ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)] III-1-2
buitenzak op een jas tas: taes (Bemelen) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bus bus: bus (Bemelen) bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)] III-3-1
capuchon kepie: képie (Bemelen) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
cirkelvormig raam uilelok: ylǝlǫk (Bemelen) Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b] I-6