18006 |
duizelig |
dol:
dòr werde dól van (L192p Bergen),
duizelig:
duuzelig werre (L192p Bergen)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)]
III-1-2
|
18685 |
dunne sjaal |
sjaal:
sjaal (L192p Bergen)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19310 |
durven |
durven:
dörve (L192p Bergen)
|
durven (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
duur (L192p Bergen)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
dōuwə (L192p Bergen)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
20394 |
echtgenoot |
mens:
miene mins
mins (L192p Bergen)
|
(man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikhörke (L192p Bergen)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən bo̝tram smē̝ͅrə (L192p Bergen)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ęi̯ (L192p Bergen)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
afgeren:
af˲gērǝ (L192p Bergen)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|