34638 |
hoofdbord |
hoofd:
hyǝt (K358p Beringen),
kop:
kǫp (K358p Beringen)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
doek:
dok (K358p Beringen),
kopdoek:
kopdok (K358p Beringen),
kopdoekje:
kopdøkskə (K358p Beringen),
neusdoek:
nøzeŋ (K358p Beringen),
zakdoek:
zagduk (K358p Beringen)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek [ZND 01 (1922)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdskaas:
hy(3)̄ətskēs (K358p Beringen),
hure (fr.):
hy(3)̄r (K358p Beringen),
kipkap:
kepkáp (K358p Beringen)
|
gehakt vlees (speciaal van het hoofd van varkens) [ZND B2 (1940sq)] || hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (K358p Beringen),
kapje:
kapkə (K358p Beringen)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
hoofdkussen (K358p Beringen),
kopkussen:
kopkisən (K358p Beringen)
|
hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
lø͂ͅs (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
lø͂ͅzə (K358p Beringen),
lø͂ͅəs (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
luis [Willems (1885)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppijn (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K358p Beringen),
pijn in zijn kop:
pijn i menne kop (K358p Beringen)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33932 |
hoofdstel |
kopstuk:
kǫpstøk (K358p Beringen)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
23341 |
hoofdtooi van communiemeisjes |
kroontje:
krunkə (K358p Beringen),
voile (fr.):
vwaəl (K358p Beringen),
vwāl (K358p Beringen)
|
Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)]
III-3-3
|
23248 |
hoog tijd |
hoog tijd:
hoegtijd (K358p Beringen)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|