29627 |
houweel |
hak:
hak (K358p Beringen)
|
Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.]
I-13
|
17565 |
huid |
huid:
huid (K358p Beringen),
koeienvel:
kǫi̯vɛlǝn (K358p Beringen),
vel:
vel (K358p Beringen)
|
[L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)]
I-11, III-1-1
|
34618 |
huif van de huifkar |
bâche:
baš (K358p Beringen)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hø̜̄fkē̜r (K358p Beringen)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
18876 |
huilen |
beuken:
bøkə (K358p Beringen),
schreeuwen:
sxrīvə (K358p Beringen)
|
wenen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19097 |
huilen (van droefheid) |
beuken:
beukte (K358p Beringen)
|
Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hø͂ͅs (K358p Beringen),
høͅi̯s (K358p Beringen)
|
huis [ZND 01 (1922)], [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
33642 |
huisakker |
huishof:
hø̄shǫf (K358p Beringen),
hø̜̄ǝshof (K358p Beringen),
veld:
vęlt (K358p Beringen)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hø͂ͅi̯shon (K358p Beringen),
høͅi̯shōn (K358p Beringen)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mus (K358p Beringen),
mussen mv. (K358p Beringen),
møs (K358p Beringen)
|
mus [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|