22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
Schuppe(n) ès troef.
schuppe (K318p Beverlo),
Sub kaartspel : spel kaarten : 52 stuks.
schuppe (K318p Beverlo)
|
[Schoppen in kaartspel]. || Schoppen (bij kaartspel).
III-3-2
|
24492 |
schors (alg.) |
schors:
schosj (K318p Beverlo)
|
schors
III-4-3
|
18283 |
schort zonder borststuk |
voorschoot:
vörschoot (K318p Beverlo),
het nieuwere woord
vörschoewet (K318p Beverlo)
|
voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19506 |
schotel |
schotel:
meestal gebruikt om uit te eten
sxōtəl (K318p Beverlo)
|
schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
schoteltje:
schø̄təlkə (K318p Beverlo),
sxø̄təlkə (K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
scheutelke (K318p Beverlo),
tasje:
taskə (K318p Beverlo),
teͅskə (K318p Beverlo)
|
een kopje met een schoteltje [ZND 34 (1940)] || schoteltje [ZND 34 (1940)] || schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
də schāwərs omhuəch hōͅlə (K318p Beverlo),
schaaver (K318p Beverlo),
schāvər (K318p Beverlo)
|
een schouder [ZND B1 (1940sq)] || schouder || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18679 |
schoudermanteltje |
pelerine (<fr.):
pellerin (K318p Beverlo),
pelerinetje (<fr.):
pèlerineke (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
|
pèlerine || schoudermanteltje || schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18133 |
schram |
krap:
krab (K318p Beverlo),
krets:
krèts (K318p Beverlo),
schram:
schram (K318p Beverlo)
|
schrab [schram]
III-1-2
|
20789 |
schransen |
vreten:
ww
frètte (K318p Beverlo)
|
eten
III-2-3
|
17947 |
schrede |
schrede:
schree (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo,
K318p Beverlo),
spaar:
spaar (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo,
K318p Beverlo),
trede:
tree (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo,
K318p Beverlo)
|
pas || schrede || tred (stap)
III-1-2
|