20647 |
slappe koffie |
kalverdrank:
vooral van koffie met te veel melk
kaaverdrank (Q083p Bilzen),
klits:
klits (Q083p Bilzen),
klits-caf:
klitskaffei (Q083p Bilzen),
schotelwater:
sjèttelwotter (Q083p Bilzen)
|
slappe koffie [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫphęŋs (Q083p Bilzen),
piet:
pet (Q083p Bilzen),
pit (Q083p Bilzen)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
17542 |
slecht groeien |
achterblijven:
aoterbleive (Q083p Bilzen)
|
Slecht groeien, gezegd van een kind (slecht groeien/wassen, achterblijven, dao zit de krot in, kooieren). [N 107 (2001)]
III-1-1
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
rotzak:
rotzak (Q083p Bilzen),
smeerlap:
nə smɛrlap (Q083p Bilzen),
ṇ smeerlap (Q083p Bilzen),
⁄n smairlap (Q083p Bilzen),
vagebond:
nə voͅgəbònd (Q083p Bilzen)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
33828 |
slecht van bouw |
hol:
hūl (Q083p Bilzen)
|
De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a]
I-9
|
22337 |
slechte speler |
arm schaap:
êrm sjoëp (Q083p Bilzen),
krabber:
ne krabber (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
kwakke, een ~:
ne kwagge (Q083p Bilzen),
slappe, een ~:
ne slappe (Q083p Bilzen)
|
een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
31738 |
slechte vakman |
halkotie:
(h)alkǝti (Q083p Bilzen),
klommelaar:
klumǝlęr (Q083p Bilzen)
|
Timmerman of meubelmaker die slecht of slordig werk aflevert. Vgl. voor het woordtype halkotie uit Bilzen (Q 83) ook het Luikerwaalse ɛhalcot√Æɛ, ø̄chétif personnage, ouvrier qui nɛa pas de métier fixeø̄ (Haust, D.L., pag. 304).' [N 55, 168c]
II-12
|
22344 |
slee |
ijsstoel:
enen eistoel (Q083p Bilzen),
lange oe
enen eistoel (Q083p Bilzen),
slee:
slê (Q083p Bilzen),
voor een tocht
n slee (Q083p Bilzen)
|
Een slede (om op de sneeuw te rijden). [ZND 06 (1924)] || Een slede (waarmee de kinderen op het ijs rijden). [ZND 31 (1939)] || Slede. [Willems (1885)]
III-3-2
|
31359 |
slee, support |
sergeant:
sǝržant (Q083p Bilzen)
|
Het verschuifbare onderdeel van de draaibank waarop de beitelhouder is gemonteerd. De slee kan evenwijdig aan de hartlijn van de draaibank verplaatst worden. [N 33, 269]
II-11
|
30984 |
sleehak |
platte vers:
platǝ vās (Q083p Bilzen)
|
Hak onder damesschoenen die één geheel uitmaakt met het voorste deel van de zool. [N 60, 126d]
II-10
|