e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijk geslachtsdeel bossel: Vulgair; schaamstreek.  bossel (Bilzen), fluit: Vulgair.  fleet (Bilzen), kut: Vulgair.  kut (Bilzen), kutje: Ordinair.  kutsje (Bilzen), pruim: Ordinair.  proĕm (Bilzen), prut: Ordinair.  prut (Bilzen), prutje: Kindertaal.  prutske (Bilzen), sniets: Schertsend.  snīēts (Bilzen), spleet: splīēt (Bilzen), viool: Vulgair.  fjaül (Bilzen) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk kalf vaarzenkalf: vēǝzǝ[kalf] (Bilzen) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk lam germ: gørm (Bilzen) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gęrǝm (Bilzen), gɛrm (Bilzen), melkschaap: mɛlksxuǝp (Bilzen), ooi: ō (Bilzen), ōi̯ (Bilzen) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zoog: zoi̯ǝx (Bilzen), zou̯ǝx (Bilzen), zoǝx (Bilzen), zuǝx (Bilzen), zu̯oǝx (Bilzen), zōo.x (Bilzen), zōu̯x (Bilzen) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif hen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’n hin (Bilzen), zij: za[i} (Bilzen), zaai (Bilzen, ... ), zai (Bilzen), zei (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’n zooj (Bilzen), ’n zoojke (Bilzen) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Een duivinne (vrouwelijke duif). [ZND 01u (1924)] || Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)] III-3-2
vrouwelijke eend eendenhen: onžǝhin (Bilzen) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke geit germ: gęrǝm (Bilzen) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moeder: moïjer (Bilzen), teef: tei̯f (Bilzen), teͅi̯f (Bilzen), teefje: tieͅfke (Bilzen), tooi: tōi̯ (Bilzen), toͅi (Bilzen), tooitje: toike (Bilzen), tōi̯kə (Bilzen), wijfje: waifkə (Bilzen) teef [Goossens 1b (1960)] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)] III-2-1
vrouwelijke kat kattin: ka’ten (Bilzen), kattinnetje: kattinneke (Bilzen), moer: moër (Bilzen) Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] || moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1