25389 |
met de poten roeren |
schoepelen:
sxupǝlǝ (L269p Blerick)
|
Met de poten in het water bewegen om zo de haren beter te kunnen weken. [N 28, 22; monogr.]
II-1
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) wijd staan:
wīt stǭn (L269p Blerick)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33176 |
met de schop poten, kuiltjes maken |
inkuilen:
enkulǝ (L269p Blerick),
inspaden:
enspāi̯ǝ (L269p Blerick)
|
Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.]
I-5
|
22341 |
met de vlakke hand op iemands rug slaan |
slaan:
slaon (L269p Blerick)
|
Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
klauwen:
klau̯ǝ (L269p Blerick)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
22641 |
met een drijftol spelen |
doppen:
doppe (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
doppen (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
smikdoppen:
smikdoppen (L269p Blerick)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
17946 |
met grote stappen lopen |
benen maken:
bein maken (L269p Blerick),
grote stappen maken:
grôete stappe make (L269p Blerick),
spaden:
spààje (L269p Blerick),
stevelen:
[vgl. L 271, rk]
ik stiefelde daor de rêêge (L269p Blerick),
treden:
treije (L269p Blerick)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
hartig eten:
hortig eate (L269p Blerick)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22508 |
met kleppers rondlopen |
ratelen:
ratele (L269p Blerick)
|
Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)]
III-3-2
|