e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fuik fuik: foe:k (Bocholt) Fuik. III-3-2
futloze jongen lummel: det is eine lummel (Bocholt), dàt is eine lummel (Bocholt), snul: dès eine snul (Bocholt), sul: sul (Bocholt) Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)] III-1-4
gaan gaan: guən (Bocholt) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaar gaar: gaar (Bocholt) gaar III-2-3
gaatje voor de schoenveter rijggat: rīgātər (Bocholt) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gabardine gabardine: gabardin (Bocholt) Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.] II-7
gadeslaan? gadesmijten: Hè smitj zien zaken gaai (Bocholt), Ziên affairen gaai smieten (Bocholt) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gaffel poort: poort  de port (Bocholt), slip: de slup (Bocholt, ... ), de slup inzetten (Bocholt) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
gal gal: gal (Bocholt) Gallen zijn veerkrachtige zwellingen met vochthoping in de gewrichtszakken, peesscheden of slijmbeurzen. Gallen komen voor langs de pijp, achter de knie, de koot en de kogel. Door allerlei oorzaken kunnen gallen ontstaan aan voor- en achterknieën, bij het jonge dier door verkeerde voeding, een tekort aan vitamine, een wormbesmetting, verkeerde standen, voetverwaarlozing en het te vroeg inspannen; bij oudere paarden zijn gallen vaak een teken van slijtage. Zie afbeelding 17 en 20. [A 48A, 54h; N 8, 90d, 90f en 90h; monogr.] I-9
galgenaas bandiet: bandiet (Bocholt), bandīēt (Bocholt), schurk: Sjöurk (sjøurk) (Bocholt), smeerlap: smîerlap (Bocholt), vagebond (<fr.): vagebond (Bocholt), verrekkeling: vrekkeling (Bocholt), voyou (fr.): ll = j  valloe / vajoe (Bocholt) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-3-1