22851 |
fuik |
fuik:
foe:k (L317p Bocholt)
|
Fuik.
III-3-2
|
19094 |
futloze jongen |
lummel:
det is eine lummel (L317p Bocholt),
dàt is eine lummel (L317p Bocholt),
snul:
dès eine snul (L317p Bocholt),
sul:
sul (L317p Bocholt)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
17807 |
gaan |
gaan:
guən (L317p Bocholt)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L317p Bocholt)
|
gaar
III-2-3
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijggat:
rīgātər (L317p Bocholt)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28762 |
gabardine |
gabardine:
gabardin (L317p Bocholt)
|
Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.]
II-7
|
21557 |
gadeslaan? |
gadesmijten:
Hè smitj zien zaken gaai (L317p Bocholt),
Ziên affairen gaai smieten (L317p Bocholt)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
poort:
poort
de port (L317p Bocholt),
slip:
de slup (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
de slup inzetten (L317p Bocholt)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
33905 |
gal |
gal:
gal (L317p Bocholt)
|
Gallen zijn veerkrachtige zwellingen met vochthoping in de gewrichtszakken, peesscheden of slijmbeurzen. Gallen komen voor langs de pijp, achter de knie, de koot en de kogel. Door allerlei oorzaken kunnen gallen ontstaan aan voor- en achterknieën, bij het jonge dier door verkeerde voeding, een tekort aan vitamine, een wormbesmetting, verkeerde standen, voetverwaarlozing en het te vroeg inspannen; bij oudere paarden zijn gallen vaak een teken van slijtage. Zie afbeelding 17 en 20. [A 48A, 54h; N 8, 90d, 90f en 90h; monogr.]
I-9
|
21314 |
galgenaas |
bandiet:
bandiet (L317p Bocholt),
bandīēt (L317p Bocholt),
schurk:
Sjöurk (sjøurk) (L317p Bocholt),
smeerlap:
smîerlap (L317p Bocholt),
vagebond (<fr.):
vagebond (L317p Bocholt),
verrekkeling:
vrekkeling (L317p Bocholt),
voyou (fr.):
ll = j
valloe / vajoe (L317p Bocholt)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|