| 24324 |
hommel |
hommel:
hommel (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 19784 |
hond |
hond:
hon (Q096a Borgharen)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 19782 |
hondenhok |
hondskooi:
honskoey (Q096a Borgharen)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
| 21043 |
honing |
honing:
honeŋ (Q096a Borgharen),
hūneŋ (Q096a Borgharen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
| 28667 |
honingdrank |
mee:
mē (Q096a Borgharen)
|
Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|
| 17570 |
hoofd |
hoofd:
huit (Q096a Borgharen),
kop:
kòp (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen,
Q096a Borgharen),
köp (Q096a Borgharen)
|
hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 18187 |
hoofddoek |
hoofdsjaal:
huisjaal (Q096a Borgharen),
plaggetje:
plekske (Q096a Borgharen)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 20767 |
hoofdkaas |
geperste kop:
groot gehakt
gepeersjde kop (Q096a Borgharen),
hoofdkaas:
fijn gemalen
huidkies (Q096a Borgharen),
hoofdvlees:
huitfleis (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
balkenbrij [Roukens 03 (1937)] || hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
høͅi̯tkøͅsə (Q096a Borgharen)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 24344 |
hoofdluis |
luis:
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem
loesj (Q096a Borgharen),
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem oe: langger.
loes (Q096a Borgharen),
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem ui: dof
luis (Q096a Borgharen),
luispoekel:
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem Additie bij vraag 16a: iemand die luizen heeft
loespoekel (Q096a Borgharen),
luiszak:
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem Additie bij vraag 16a: iemand die luizen heeft
loessak (Q096a Borgharen),
vlooizak:
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem Additie bij vraag 16a: iemand die luizen heeft
vluujzak (Q096a Borgharen)
|
hoofdluis [N 26 (1964)] || luis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|