e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opklaren klaar worden: t joͅnt klēͅr ātər yl beͅik (Borgloon), opklaren: opklaren  oͅpklérə (Borgloon), optrekken: optrekken  oͅptreͅkə (Borgloon) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opleppen bet de fles optrekken: bę dǝ flẽ̜s optrękǝ (Borgloon) Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.] I-12
opmaken opmaken: gae.l[t} upmo.kə (Borgloon), opmoͅkə (Borgloon) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opnieuw beginnen herbeginnen: herbeginne (Borgloon), hɛrbəgenə (Borgloon), opnieuw beginnen: opnau bəgenə (Borgloon), opnauw beginne (Borgloon) opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4
opper hoop: hø̜yp (Borgloon), mijt: mē̜.t (Borgloon) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
oprispen rupselen: reupsele (Borgloon), røpsələ (Borgloon) oprispen [ZND 05 (1924)], [ZND m] III-1-2
opschuiven opschuiven: opschùìve (Borgloon) Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
opstapelen van graanzakken ophopen: ǫphǫǝpǝ (Borgloon) Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24] I-4
opsteken van de schoven opsteken: ǫpstiǝ.kǝ (Borgloon) Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
opsteker lader: lǭǝr (Borgloon), opsteker: ǫpstēkǝr (Borgloon), steker: stēǝkǝr (Borgloon), stē̜ǝkǝr (Borgloon) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] || Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3, I-4