e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afsteker afsteker: afstē̜kǝr (Bree) Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.] I-4
afstoffen afstoffen: aafstòffe (Bree) stof wegnemen III-2-1
aftroggelen aftroggelen: aaftrògkele (Bree) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
aftuigen afpakken: āfpakǝ (Bree), uitdoen: ū.t˱dō.n (Bree) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afvallen van bladeren afvallen: aafvalle (Bree), rijzelen: ri-jzele (Bree), riezele (Bree), vallen: vallen (Bree) afvallen v. bladeren [ZND 32 (1939)] || afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] || reuzelen, afvallen v bladeren III-4-3
afwasborstel borstel: (dim börstelke)  borstel (Bree) Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)] III-2-1
afwasteil, afwasbak afwasbak: aafwasbak (Bree, ... ), āfwasbak (Bree), maar meestal in een kom op tafel  āfwasbak (Bree), afwaskom: āfwaskom (Bree), schotelbak: šu‧telbak (Bree) afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)] || de kom, bak of emmer, waarin de teljoren, schotels, enz. worden afgewassen [ZND 02 (1923)] III-2-1
afwaswater afwaswater: aafwaswater (Bree), schotelwater: sjutelwater (Bree, ... ), spoelsel: Noa den aafwas leipt het speelsel in de aafveerbi-js  speelsel (Bree) het spoelwater || het water waarin men de vaat doet || Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)] III-2-1
afzetten stropen: streipe (Bree) meer laten betalen dan een artikel waard is; te duur doen betalen [strepen, aankomen, strafelen, straffen, stropen, stroefen, scholpen, nijpen, afdrogen, overschatten] [N 89 (1982)] III-3-1
agnus dei agnus dei: agnus dei (Bree) Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)] III-3-3